Logo KNB.nl

Verordening beroeps- en gedragsregels 2011Voeg toe

De ledenraad van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie KNB;

Overwegende dat het gewenst is beroeps-en gedragsregels vast te stellen;
Gelet op artikel 61 lid 2 van de Wet op het notarisambt;
Gezien het ontwerp van het bestuur met bijbehorende toelichting;
Gelet op de adviezen van de ringen;

stelt de navolgende verordening vast:

Verordening van de KNB van 22 juni 2011, goedgekeurd door de Minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 15 september 2011, inw.tr. 10 oktober 2011, gewijzigd bij Verordening tot wijziging van de Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 (Verordening Beroepsaansprakelijkheidsverzekering 2012) van 26 september 2012, Stcrt. 2012, 27361, goedgekeurd door de minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 10 december 2012, inw. tr. 6 januari 2013, gewijzigd bij Verordening tot wijziging van de Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 (Verordening collectief ambtsgeheim) van 25 september 2013, Stcrt. 2013, 31822, goedgekeurd door de Staatssecretaris van veiligheid en Justitie namens de Minister bij besluit van 5 november 2013, inw. tr. 1 december 2013 en gewijzigd bij Verordening tot wijziging van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 van 8 april 2015, Stcrt. 2015, 20641, goedgekeurd door de minister van Veiligheid en Justitie bij besluit van 3 juli 2015, inw. tr. 31 juli 2015, en gewijzigd bij Verordening tot wijziging van de Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 van 3 februari 2016, Stcrt. 2016, 28028, goedgekeurd door de Minister van Veiligheid en Justitie bij besluit van 10 mei 2016, inw. tr. 1 oktober 2016, en gewijzigd bij Verordening tot wijziging van de Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011 van 23 november 2016, Stcrt. 2017, 4812, goedgekeurd door de Minister van Veiligheid en Justitie bij besluit van 17 januari 2017, inw. tr. 1 februari 2017.

De verordening beroeps- en gedragsregels is gebaseerd op artikel 61 Wet op het notarisambt (WNA) waarin onder meer is bepaald:

  1. De KNB heeft tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en van hun vakbekwaamheid. Haar taak omvat mede de zorg voor de eer en het aanzien van het notarisambt.
  2. Bij verordening worden beroeps- en gedragsregels van de leden van de KNB vastgesteld. (...)

In de Memorie van Toelichting (MvT) wordt met betrekking tot dit onderwerp opgemerkt dat de eer en het aanzien van het notariaat een zaak is van de KNB. De opstelling van de verordening inzake de beroeps- en gedragsregels is daarvoor een eerste voorwaarde.
De wetgever heeft een aantal regels die als beroepsregels kunnen worden gezien in de wet zelf neergelegd. Ook overigens geeft de wet aanwijzingen voor het gedrag van de notaris en de kandidaat-notaris. Voorbeelden zijn:

  1. de notariseed (artikel 3, tweede lid, respectievelijk 30 voor kandidaat-notarissen);
  2. verbod leningen en borgstelling (artikel 23);
  3. vermelding koopprijs in de akte (artikel 46); en
  4. desgevraagd specificatie van de declaratie (artikel 55).

Belangrijke basisverplichtingen die in de wet zijn neergelegd zijn:

  1. de onafhankelijkheid en onpartijdigheid (artikel 17);
  2. ministerieplicht en zonodig verplichting tot dienstweigering (artikel 21); en
  3. goede en tijdige voorlichting over de gevolgen van een akte (artikel 43).

De verordening beroeps- en gedragsregels werkt vooral deze wel heel weidse, veelomvattende, begrippen uit.

Het onderhavige ontwerp voor een nieuwe verordening beoogt een modernisering van de huidige regels. Gestreefd is naar een meer op principes gebaseerde regeling, in plaats van een gedetailleerde uitleg, die probeert alle mogelijke situaties te beschrijven. Bij de beoordeling van een bepaald handelen of nalaten door een notaris, moet ook de strekking van een regel leidraad zijn. Sommige regels blijken niet geheel adequaat te zijn. In het navolgende wordt voorgesteld deze regels anders te formuleren of te laten vervallen.

In november 2010 heeft de ledenraad reeds de gedetailleerde regels over publiciteit en reclame afgeschaft. Daarbij is toegelicht dat de normen van fatsoen, eerlijkheid en betrouwbaarheid die gelden voor alle ondernemers en die zijn neergelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Nederlandse Reclame Code ook gelden voor het notariaat. Ook gelden voor het maken van reclame nog steeds de normen van het zich dienen te gedragen zoals een behoorlijk notaris betaamt van artikel 98 Wet op het notarisambt en van eer en aanzien van het notariaat uit artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels.

Andere actualiseringen betreffen de regeling omtrent contanten, die in lijn is gebracht met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). Ook de evaluatie van de Wet op het notarisambt door de Commissie Hammerstein en het naar aanleiding daarvan opgestelde wetsvoorstel heeft enkele nieuwe regels nodig gemaakt, bijvoorbeeld over het voeren van de regie bij het uitbesteden van werkzaamheden.

Een aantal regels komt niet terug in de voorgestelde verordening.
Zo vervalt de tekst van artikel 10, derde lid, dat verbiedt cliënten met het oog op de ministerieplicht te ontmoedigen door het vragen van een onredelijk hoge vergoeding. Door de versoepelde ministerieplicht is dit niet meer relevant.
Het verbod van afhankelijkheid van een bepaalde opdrachtgever of verwijzer, verwoord in artikel 12, eerste lid, vervalt omdat het te absoluut is gesteld. Onder bepaalde omstandigheden kan het zijn dat een notaris, al dan niet tijdelijk, financieel afhankelijk is van een bepaalde opdrachtgever, zonder dat zijn onafhankelijke ambtsuitoefening in het gedrang komt. De meldingsplicht van een dergelijke situatie van artikel 16 komt daarmee ook te vervallen.
Ook wordt voorgesteld het absoluut geformuleerde verbod op resultaatafhankelijk declareren (artikel 12, derde lid) in te trekken. Volgens dit artikel is het de notaris niet toegestaan vergoedingen te bedingen of te aanvaarden die afhankelijk zijn van de uitkomst van zijn arbeid. De notaris moet objectief en zonder zakelijk eigenbelang zijn diensten verlenen. Een bepaalde opslag bij een positief resultaat is echter redelijk en nu reeds gebruikelijk, bijvoorbeeld bij het behalen van een belastingvoordeel, of een heel korte doorloopsnelheid. Ook het omgekeerde komt voor, het verlagen van de declaratie als de dienstverlening niet vlekkeloos is verlopen. Er bestaat dus geen behoefte aan het verbod. Bij de advocatuur, waar de regeling veel relevanter is en als achtergrond heeft dat kwetsbare cliënten moeten worden beschermd, wordt overigens ook gewerkt aan het afschaffen van het verbod van no cure no pay en quota pars litis.
Artikel 15, tweede lid, bepaalt dat de notaris kortlopende schulden moet kunnen betalen, zowel zakelijk als privé. Dit is juist, maar blijkt al uit artikel 23 Wna. Voorgesteld wordt daarom dit lid te laten vervallen en de in 2001 geformuleerde toelichting op het gehele artikel 15, die zich meer leent voor uitwerking in nadere regeling door het bestuur, op te nemen in een reglement.
Het gebod zich als een goede collega te gedragen, zoals verwoord in artikel 17, eerste lid, kan vervallen. Het is betuttelend en past niet in de huidige tijdsgeest. De regeling van artikel 17, tweede lid, voor het geval een cliënt zonder de declaratie te betalen een andere notaris benadert, blijkt in de praktijk niet te werken en kan vervallen.
Artikel 18, eerste lid, over het bevorderen van de vrije notariskeuze, verhoudt zich niet goed met het vrije contractsrecht van partijen.

(Toelichting van 22 juni 2011)