Het behoort bij de bijzondere positie van de notaris in het rechtsverkeer en het daarbij behorende vertrouwen, dat de notaris voldoende is verzekerd tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid. Het bestuur van de KNB heeft dan ook regels vastgesteld over de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en een collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering (excedent) afgesloten voor het notariaat. Sinds de invoering van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (excedent) op 1 april 1979 is de regeling met betrekking tot beroepsaansprakelijkheid (excedent) eens in de twee à drie jaar ter heroverweging voorgelegd aan de ledenraad van de KNB. Telkens heeft de ledenraad besloten de bestaande regeling voort te zetten al dan niet met een verhoging van de dekking. Dienovereenkomstig stelt de Algemene ledenvergadering steeds jaarlijks de bijdragen voor de collectieve verzekeringen vast.
Nadat de dekking per 1 januari 2007 werd verhoogd tot 25 miljoen euro, hebben verschillende notarissen bezwaar geuit tegen de (verplichte deelname aan) collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering (excedent). Het bestuur van de KNB heeft deze bezwaren afgewezen, maar het bestuur besloot wel tot een heroverweging van het systeem en de hoogte van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
De beslissingen op bezwaar hebben in het ordejaar 2010/2011 tot twee bestuursrechtelijke beroepsprocedures geleid.
In de eerste, door de KNB geëntameerde proefprocedure bij de bestuursrechter in Amsterdam, oordeelde deze op 11 oktober 2011 dat het bij de wettelijke taak van de KNB hoort om een verplichte collectieve verzekering voor haar leden af te sluiten. De KNB is wettelijk belast met het bevorderen van de goede beroepsuitoefening (artikel 61 Wna) en hier hoort bij dat een notaris voldoende tegen beroepsfouten is verzekerd. In dit kader, zo meende de Amsterdamse rechter, past het juist bij het stimuleren van de goede beroepsuitoefening om een verplichte collectieve verzekering voor alle leden af te sluiten.
In de tweede procedure, bij de rechtbank Leeuwarden, kwam de bestuursrechter op 24 november 2011 tot het tegengestelde oordeel. Deze rechter meende dat in de regelgeving niet is opgenomen dat notarissen verplicht zijn deel te nemen aan een door de KNB collectief afgesloten excedentverzekering. Dit heeft volgens de rechter tot gevolg dat het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet behoort tot de taken van de KNB en dat de KNB hiervoor dan ook geen bijdrage kan innen.
De uitspraak van 24 november 2011 was aanleiding voor het bestuur van de KNB om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) en de ontstane tegenstelling en onduidelijkheid aldaar voor te leggen.
Daarnaast besloot het bestuur, teneinde discussie in de toekomst te voorkomen, de door de rechter in Leeuwarden gestelde tekortkomingen in de regelgeving te herstellen.
Om te beginnen is bij besluit van 25 januari 2012 de hoogte van de te verzekeren schaden en de verplichte deelname aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (excedent) expliciet in het Reglement beroepsaansprakelijkheid 2011 opgenomen. Voorts heeft het bestuur de ledenraad voorgesteld deze verplichtingen in een verordening op te nemen en de ledenraad heeft daarmee in zijn vergadering van 15 februari 2012 ingestemd.
Uitgangspunt is dat een individuele notaris ‘voldoende verzekerd’ is wanneer schaden tot € 25 miljoen door een beroepsaansprakeljkheidsverzekering zijn gedekt. Per 1 januari 2007 is dit bedrag vastgesteld op € 25 miljoen. In de beroepsprocedures is geopperd dat een lagere dekking ook voldoende zou zijn, althans dat de verplichting zou moeten worden gedifferentieerd, al naar gelang de aard van de praktijk en de regio waar de notaris is gevestigd. Gebleken is echter dat elke praktijk kan worden geconfronteerd met transacties die dit bedrag overstijgen. Het betreft niet alleen de grote kantoren in de randstad, maar ook kleinere kantoren met één of twee notarissen in de rest van het land. Overigens plegen de grote, internationale, kantoren, die meer met dergelijke transacties hebben te maken, een verzekering bovenop de verplichte dekking van € 25 miljoen af te sluiten.
Het bereiken van een dergelijke dekkingsgraad is alleen mogelijk door een combinatie van een collectieve en een individuele verzekeringsplicht. De door het bestuur van de KNB ten behoeve van alle leden gesloten collectieve verzekeringen dekken schaden die lopen van € 1 miljoen tot € 25 miljoen. De door de individuele notaris af te sluiten verzekering moet schaden tot € 1 miljoen dekken. Dit was als voorwaarde opgenomen in het Reglement beroepsaansprakelijkheid 2010 en wordt nu opgenomen in de verordening, evenals de overige voorwaarden aan die verzekering, die nu in het reglement staan.
In de voorgestelde verordening zijn de nadere regels uit het Reglement 2011 in hun geheel overgenomen. Dit reglement dient daarmee te vervallen.
Het reglement bevat een toelichting op het claims made systeem, die voor de duidelijkheid hier wordt overgenomen. Een verzekering op claims made basis wil zeggen het systeem waarbij voor de polisdekking het moment van de aanspraak of de omstandighedenmelding bepalend is voor de polisdekking. Sinds 1 januari 2004 zijn de voorwaarden van de primaire beroepsaansprakelijkheidsverzekering in die zin gewijzigd, dat is overgegaan van een loss occurrence naar een claims made systeem. Hierdoor diende, als de bestaande regeling ongewijzigd zou blijven, de defungerende notaris zich voor de uitloop van het risico gedurende 30 jaar na defungeren bij te verzekeren. De feitelijke situatie was half november 2004, dat de verzekeraars zich het recht voorbehielden premie en condities te wijzigen, respectievelijk dusdanige premieverhogingen in het vooruitzicht stelden, ter hoogte van 140 %, dat de onzekerheid voor gedefungeerde notarissen en hun erfgenamen, onaanvaardbaar moest worden geacht. Met de verzekeraars is overeengekomen, dat deze onzekerheid kon worden opgeheven, door de overnemende notaris te verplichten ook de aansprakelijkheid van zijn voorgangers te verzekeren. Daardoor geldt de dekking ook voor de voorgaande notarissen. De verplichting werd in het reglement neergelegd. Omdat de protocolverzekerden zijn meeverzekerd onder de polis van de notaris als protocolopvolger, is het mede de verplichting van de notaris als protocolopvolger om bij een schade tegen de protocolverzekerden er voor te waken dat jegens de verzekeraar de polisverplichtingen bij schade worden nageleefd. De limiet van twee gebeurtenissen per jaar per notaris blijft gelden. Na defungeren is geen eigen risico van toepassing.
(Toelichting van 26 september 2012)
Een aantal leden van de KNB kon zich niet vinden in de verplichte verzekering voor beroepsaansprakelijkheid. Dit heeft geleid tot een aantal juridische procedures. Uiteindelijk heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) definitief uitspraak gedaan in dit geschil (15 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CAO134). De uitspraak hield in dat de KNB haar leden mag verplichten om verzekerd te zijn voor beroepsaansprakelijkheid, dat de KNB eisen aan deze verzekering mag stellen waaronder een minimale dekking, maar dat de KNB onvoldoende had aangetoond dat het verplichte karakter van de verzekering noodzakelijk was voor de goede beroepsuitoefening van de notaris. Hiermee kon de KNB de verplichte verzekering niet langer handhaven.
Indien een protocol wordt overgenomen is het van belang dat de opvolger (protocolontvanger) het protocol verzekert voor hetzelfde bedrag waarvoor de notaris die het protocol overdraagt (de protocolhouder) was verzekerd. Een cliënt moet er immers vanuit kunnen gaan dat het protocol, waartoe zijn akte behoort, verzekerd blijft tot minimaal hetzelfde bedrag.
(Toelichting van 8 april 2015)