'Het eerste lid bepaalt wat onder ambtelijke werkzaamheden van de notaris moet worden begrepen. In de eerste plaats is dit het verlijden van authentieke akten. Hieronder vallen ook de notariële akten waartoe de wet niet verplicht, zoals bijvoorbeeld de notariële akte betreffende een samenlevingscontract. Om aan het samenlevingscontract bepaalde rechten te kunnen ontlenen eist het pensioenfonds vaak dat het contract in notariële vorm wordt opgemaakt. Ook kunnen één of meer partijen de voorkeur geven aan een notariële akte boven een onderhandse akte.
In de tweede plaats moeten onder de ambtelijke werkzaamheden van de notaris worden begrepen de andere werkzaamheden die de notaris op grond van de wet op het notarisambt of een andere wet verricht. (...) Daarnaast verricht de notaris nog een groot aantal andere werkzaamheden, die niet op de wet zijn gebaseerd. Tot deze zogenaamde buitenwettelijke werkzaamheden behoren bijvoorbeeld het geven van juridische adviezen en het opmaken van onderhandse akten. Deze activiteiten van de notaris behoren dus niet tot de ambtelijke werkzaamheden.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 16)
'Met de commissie ben ik van mening dat het geven door een notaris van een niet met een notariële akte samenhangend advies een buitenwettelijke werkzaamheid is. Adviezen die verband houden met een aan hem gegeven opdracht tot het verlijden van een notariële akte of een andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheid moeten wel als notariële werkzaamheden worden beschouwd.' (NV, 23 706, nr. 12, p. 17)
'Legalisatie van een handtekening resulteert weliswaar niet in een akte, maar anders dan de commissie veronderstelt, zijn de bepalingen van de wet wel van toepassing. Het betreft hier immers 'andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheid in de zin van artikel 2, eerste lid'.' (NV, 23 706, nr. 12, p. 17)
'De Wet op het notarisambt is in beginsel uitsluitend op ambtelijke werkzaamheden van toepassing. Wel gelden de regels over het tuchtrecht en de financiële controle ook voor de buitenwettelijke werkzaamheden.' (NV, 23 706, nr. 12, p. 16)
'Zo zijn de bepalingen die in Titel III van het wetsvoorstel zijn opgenomen betreffende de uitoefening van het notarisambt, in beginsel niet van toepassing op buitenwettelijke werkzaamheden. De bepaling over de onpartijdigheid (artikel 15 (lees: artikel 17, bew.)) hoeft dus niet in acht te worden genomen bij het geven van juridische adviezen. Ook is de notaris voor buitenwettelijke werkzaamheden niet verplicht zijn ministerie te verlenen (artikel 18 (lees: artikel 21, bew.)). De geheimhoudingsplicht (artikel 19 (lees: artikel 22, bew.)) betreft daarentegen 'al hetgeen waarvan de notaris uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt.' Dit kan dus ook betrekking hebben op het verrichten van buitenwettelijke werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor het tuchtrecht, dat het gehele functioneren van de notaris omvat.' (NV, 23 706, nr. 12, p. 18)
'Het voorgestelde tweede lid, dat een bescherming van de titel notaris inhoudt, heeft betrekking op degene die tot notaris is benoemd en die zich dus voor de beëdiging nog niet notaris mag noemen, als op ieder ander die niet tot notaris is benoemd, maar zich om welke reden dan ook graag notaris wil noemen. Voor het publiek is meestal duidelijk dat een goochelaar die zich 'professor' noemt, geen echte professor is. Als echter een klerk of een kandidaat-notaris zich als notaris voordoet, zal dit niet onmiddellijk opvallen. Men kan daardoor schade ondervinden omdat de akten door niet-bevoegde personen zijn gepasseerd. Een titelbescherming is hier dan ook wenselijk.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 16)