Logo KNB.nl

Artikel 20a

Notariële akten die uiterste wilsbeschikkingen inhouden, bevatten geen andere rechtshandelingen.

'In de memorie van antwoord II bij artikel 4.3.1.2 (kamerstukken II 1962/63, 3771, nr. 6, blz. 22) wordt opgemerkt dat «bij de herziening van de Notariswet kan worden overwogen in die wet een, onder tuchtrechtelijke sanctie staand, verbod op te nemen om in één akte twee of meer rechtshandelingen te combineren die niet voldoende met elkaar samenhangen om deze combinatie te rechtvaardigen; en met name een verbod om eenzijdig herroepelijke erfstellingen in één akte te combineren met niet eenzijdig te herroepen overeenkomsten óf met uiterste wilsbeschikkingen van een ander». Dit laatste is inmiddels ondervangen door het teruggekeerde artikel 4.3.5.1; zoals in de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 17 141 (Invoeringswet Boek 4 en Titel 7.3 nieuw BW, eerste gedeelte) is opgemerkt, is hierbij over de bezwaren van de nietigheidssanctie heengestapt. Het gevaar dat de erflater meent een uiterste wil niet eenzijdig te kunnen herroepen, is het meest klemmend in het geval van een gezamenlijke uiterste wil. Bij een combinatie met andere rechtshandelingen lijkt dit gevaar minder groot, zeker als het gaat om andere eenzijdige rechtshandelingen van de erflater. De sanctie van nietigheid is dan minder op zijn plaats. Waar artikel 4.3.5.1 het oog heeft op een specifiek, nauwkeurig omschreven, geval, kan het voorgestelde artikel 20a daarentegen betrekking hebben op een veel ruimere categorie gevallen, waarbij ook niet op voorhand kan worden uitgesloten dat zich grensgevallen kunnen voordoen. Ook dat pleit ertegen ook deze gevallen met nietigheid te bedreigen, zodat een aanvulling van de Wet op het notarisambt inderdaad de voorkeur verdient.
Er is de voorkeur aan gegeven de bepaling ruim te formuleren, zodat het verbod betrekking heeft op alle andere rechtshandelingen dan uiterste wilsbeschikkingen, dus zowel overeenkomsten als eenzijdige rechtshandelingen (zoals de erkenning van een onwettig kind, een aanbod tot schenking na dode, de aanvaarding daarvan, etc.). Tevens dient het irrelevant te zijn of het gaat om een partijverklaring (van de erflater of van een ander) of om een door de notaris geconstateerde handeling. Dit alles strookt met de ratio van de bepaling, zijnde de wenselijkheid om uiterste wilsbeschikkingen zo duidelijk mogelijk van andere rechtshandelingen te onderscheiden, zulks met het oog op de in artikel 4.3.1.2 geregelde rechtsgevolgen.
De sanctie op overtreding van de bepaling is te vinden in artikel 103. ' (MvT II 27 245, nr. 3, p. 11)