'Financieel onvermogen van de notaris kan ook veroorzaakt worden doordat de notaris zelf te veel geld leent bij de bank. Onder het bovengenoemde verbod valt bijvoorbeeld niet de koop van een tweede huis dat bestemd is voor eigen gebruik en dat gefinancierd wordt met geleend geld. Wel is het de notaris verboden te speculeren in onroerend goed. Ook het verbod van borgstelling van artikel 73b onder 2 (oud, bew.) is gehandhaafd (tweede lid, onder 3º). Een dergelijk verbod voorkomt ook oneerlijke concurrentie tussen notarissen. Nieuw is het verbod opgenomen in het tweede lid, onder 2º tot het verstrekken van geldleningen aan cliënten. Hieronder valt ook het geven van een overbruggingskrediet.
(...) Cliënten kunnen bij het ontbreken van een dergelijk verbod gemakkelijk de notaris onder druk zetten om hen geld te lenen. De cliënt heeft immers de mogelijkheid om naar een andere notaris te gaan die wel bereid is hem geld te verschaffen. Met een dergelijk verbod wordt dus in feite mede oneerlijke concurrentie tegengegaan.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 27)
'De in het tweede lid verboden rechtshandelingen vallen ook onder de omschrijving van het eerste lid. Op grond van het eerste lid is het dan ook verboden de rechtshandelingen van het tweede lid 'middellijk' te verrichten bijvoorbeeld door tussenkomst van een kandidaat-notaris, klerk, echtgenoot of familielid.
In het eerste lid wordt bewust niet gesproken van 'rechtshandelingen' maar van 'handelingen' (...) zoals het zich verslaven aan kansspelen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 27)
LID 1
‘De voorgestelde wijziging strekt ertoe in de wet op te nemen dat ook het nalaten van een bepaalde handeling die er toe kan leiden dat de notaris te eniger tijd niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen, verboden is. Deze situatie kan zich voordoen wanneer een notaris weigert om bepaalde verzekeringen af te sluiten. Dit nalaten kan er redelijkerwijs toe leiden dat de notaris op enig moment niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Om buiten twijfel te stellen dat een dergelijk nalaten een verboden handeling is, wordt voorgesteld het nalaten van handelingen te verwerken in artikel 23, eerste lid.’ (MvT II, 33 569, nr. 3, p. 4)
LID 2 SUB C
‘In de praktijk blijkt het verbod in artikel 23, twee lid, onderdeel c, Wna (oud, bew.) tot borg- of garantstelling in zijn huidige absolute vorm, te beperkend wanneer het gaat om de privésfeer en het voeren van de notarispraktijk. Om die reden wordt een uitzondering voorgesteld die analoog is aan de reeds bestaande uitzondering in onderdeel a.’ (NvW, 32 250, nr. 7, p. 9)
LID 3
'De verbodsbepaling van de vorige leden heeft op zichzelf op de rechtsgeldigheid van een door de notaris aangegane overeenkomst geen invloed (lid 3). Uiteraard bestaat wel de mogelijkheid de rechtshandelingen om andere redenen aan te tasten. Vandaar dat in het derde lid is bepaald dat die rechtshandelingen niet 'uit dien hoofde aantastbaar' zijn. Het aangaan van verboden overeenkomsten kan wel ten gevolge hebben dat de notaris disciplinair wordt gestraft.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 27)