Logo KNB.nl

Artikel 27

  1. Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De kamer voor het notariaat bekrachtigt deze maatregel binnen vier weken. Op de beslissingen van de voorzitter en de kamer voor het notariaat is artikel 104, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Op verzoek van de notaris kan de kamer voor het notariaat de schorsing te allen tijde opheffen. Artikel 103, zevende lid, is van toepassing.
     
  2. De notaris kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing tot schorsing of tot  weigering van de opheffing van de schorsing daartegen in beroep komen bij het gerechtshof Amsterdam. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de maatregel niet. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
     
  3. Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102, 104, 105 en 107 van overeenkomstige toepassing.
     
  4. In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van Onze Minister, de kamer voor het notariaat gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.

'Anders dan thans (volgens de oude Notariswet, bew.) wordt de notaris in geval van slechte lichamelijke of geestelijke toestand niet aanstonds ontslagen, maar voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt geschorst, met mogelijkheid van opheffing van de schorsing.
(...) Pas als duidelijk is dat de notaris blijvend ongeschikt is voor de uitoefening van het ambt wordt hij, nadat de kamer van toezicht (lees: de kamer voor het notariaat, bew.) daarover is gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 34)
'Het gerechtshof te Amsterdam is geen administratieve rechter in de zin van de Awb (Vlg. art. 1:4, tweede lid, Awb). Voorts gaat het in de artikelen 10 en 24 (lees: de artikel 11 en 27, bew.) niet om een beoordeling van een besluit van een bestuursorgaan in de zin van de Awb. De Kamers van Toezicht (lees: de Kamers voor het notariaat, bew.) uit de Wet op het notarisambt zijn namelijk geen bestuursorgaan, maar onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die (mede) met rechtspraak zijn belast (vlg. art. 1:1, tweede lid, onder c, Awb).' (NvW, 23 706, nr. 7, p. 15)

‘Met de voorgestelde aanpassing van artikel 27, eerste lid, wordt bewerkstelligd dat de toezending wordt voorgeschreven van de beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat en de beslissing omtrent bekrachtiging daarvan door de kamer, aan de betrokkene, de KNB en het Bureau, overeenkomstig de regeling voor tuchtuitspraken van de kamer voor het notariaat in artikel 104, tweede lid, Wna.’ (NvW, 32 250, nr. 7, p. 9)

‘Tevens is bepaald dat ordemaatregelen openbaar zijn als zij van kracht zijn, opdat de gevolgen van deze maatregelen voor de bevoegdheid van de notaris of toegevoegd notaris voor derden kenbaar is.’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 18)