'In het wetsvoorstel is de benoeming bij Koninklijk besluit gehandhaafd, omdat daarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de notaris, als door de wet aangewezen onpartijdige juridische deskundige aan wie bij uitsluiting de bevoegdheid tot het opmaken en verlijden van authentieke akten is toegekend, een bijzondere plaats inneemt in de burgerrechtelijke rechtsbedeling. De overheid moet derhalve met zijn benoeming bemoeienis hebben in het belang van de rechtszekerheid en de handhaving van de maatschappelijke orde op belangrijke terreinen van burgerlijk recht.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 8)
'Onder plaats van vestiging wordt verstaan: de gemeente waar de notaris zich zal vestigen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 16)
'De notaris is op één plaats gevestigd (artikel 3, eerste lid).' (NV, 23 706, nr. 6, p. 37)
'Het vermelden van een gemeente en niet van een deel daarvan biedt immers de mogelijkheid om binnen de gehele gemeente het kantoor te verplaatsen. Een notaris, die feitelijk gevestigd is in Scheveningen, terwijl in zijn benoemingsbesluit Den Haag is vermeld, zal bovendien ook na een eventuele gemeentelijke herindeling, waarbij Scheveningen niet meer onder de gemeente Den Haag zou vallen, zijn praktijk in Scheveningen kunnen blijven uitoefenen. In artikel 76 van de Wet algemene regels herindeling is immers bepaald dat een herindelingsregeling geen beperking tot gevolg heeft van het gebied waarbinnen vóór de datum van herindeling benoemde notarissen hun ambtsbediening uitoefenen. De desbetreffende notaris heeft dan bovendien nog de mogelijkheid om zich elders in Den Haag te vestigen.' (NV, 23 706, nr. 12, p. 18)
'Op grond van artikel 1 van de Eedswet 1971 kan ter keuze van de betrokkene in plaats van de eed de belofte worden afgelegd of, in voorkomend geval, de bevestiging worden gegeven.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 16)Voor de eedsaflegging is in het geheel geen termijn opgenomen. De termijn kan worden gemist omdat de notaris er in het algemeen voldoende belang bij heeft zich tijdig te laten beëdigen. Vóór die tijd is hij als notaris nog niet bevoegd. Bovendien mag hij zich op grond van artikel 2, derde lid (lees: tweede lid, bew.), ook nog niet notaris noemen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 17)
'Daarmee (met het proces-verbaal van de eedsaflegging, bew.) kan hij aan een ieder zijn bevoegdheid als notaris aantonen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 17)
'Dit voorschrift (uit het vierde lid, bew.) is van belang, omdat de geldigheid van de notariële akte afhankelijk is van de bevoegdheid van de notaris (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 17)
'In de praktijk is nu toch gebleken dat in sommige gevallen beëdiging na benoeming achterwege wordt gelaten. Dit is vooral een probleem bij de beoordeling van ondernemingsplannen. Niet duidelijk is dan hoeveel notarissen in een bepaald gebied gevestigd zijn of zich binnenkort gaan vestigen. Derhalve is het toch noodzakelijk om een termijn voor de eedsaflegging op te nemen.' (MvT II, 29 212, nr. 3, p. 1)
LID 2
'In de Reparatiewet Wet op het notarisambt (Stb. 2004, 213) is in de Wet op het notarisambt opgenomen dat de notaris binnen een half jaar na de benoeming de eed moet afleggen. De in dit onderdeel opgenomen wijziging strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat de eed moet worden afgelegd binnen zes maanden na de dagtekening van het benoemingsbesluit.' (MvT II, 33 569, nr. 3, p. 3)
LID 3
'Tussen 2004 en 2007 zijn de eedbepalingen in Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet aangepast en is ook de Friese formulering van de zuiveringseed integraal in de wet opgenomen. Daarmee zijn voor het bestuurlijk verkeer zowel de wettelijk vastgestelde bewoordingen van degene die de eed afneemt als degene die de eed aflegt in de Friese taal vastgelegd.
Voor de eedbepalingen in het rechtsverkeer zijn vergelijkbare aanpassingen nog niet doorgevoerd. Dit laatste gebeurt in het onderhavig wetsvoorstel alsnog, zodat ook de tekst van degene die de eed of belofte afneemt bij de beëdiging van bijvoorbeeld ambtenaren van de burgerlijke stand, notarissen, advocaten en leden van de rechterlijke macht in het Fries een wettelijke grondslag krijgt.' (MvT II, 33 335, nr. 3, p. 5-6)