Logo KNB.nl

Artikel 52

  1. De notaris maakt proces-verbaal op van iedere voor hem plaats hebbende eedsaflegging die niet reeds onderdeel uitmaakt van een akte.
     
  2. Legalisatie van een handtekening door de notaris houdt in dat hij op het aangeboden stuk of op een daaraan aangehecht stuk een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring stelt waarin hij de echtheid van de handtekening bevestigt.
     
  3. De handtekening van de notaris wordt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid desgevraagd gelegaliseerd door de president van de rechtbank in het arrondissement waar de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de notaris ressorteert. Hij kan de overige presidenten van de rechtbanken in het ressort waarin de kamer is gevestigd, machtigen deze bevoegdheid uit te oefenen. Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

'Op grond van een verklaring van de Minister van Justitie van 1 maart 1949, Correspondentieblad Broederschap der Notarissen 1949, p. 109, is reeds met het oog op de in het buitenland, met name de in de Verenigde Staten van Amerika, geldende regelen, de notaris bevoegd eden af te nemen in de gevallen dat de wet niet specifiek een andere ambtenaar te dezer bevoegd verklaart. Ook neemt de notaris bij de boedelbeschrijving de eed af, maar dan vormt de eedaflegging een onderdeel van de akte (artikel 338 Boek 1 BW en 681 Rv.). Met Kok (proefschrift, p. 142) ben ik van mening dat het mogelijk moet zijn dat eedsaflegging van voogden, curatoren, deskundigen, enz. voor de notaris plaatsvinden. De bepaling van lid 1 geeft hiervoor de wettelijke basis.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 42)

LID 2

'Lid 2 geeft een wettelijke grondslag voor legalisatie van handtekeningen door de notaris, een in de praktijk veelvuldig uitgeoefende notariële werkzaamheid. Legalisatie van een handtekening houdt de bevestiging in dat de handtekeningen op een bepaald stuk echt zijn en eventueel dat de ondertekenaars vertegenwoordigingsbevoegd zijn.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 42)

LID 3

‘In de in de evaluatiewet opgenomen wijziging van artikel 52, derde lid, van de Wna, was voorzien in legalisatie door de KNB in plaats van de presidenten van de rechtbanken. Dit vanwege de samenvoeging van de diverse registers met betrekking tot notarissen op het niveau van de arrondissementen tot een centraal register dat wordt beheerd door de KNB. Deze opzet blijkt op praktische bezwaren te stuiten die verband houden met de grote aantallen legalisaties, de samenhang met de afgifte van apostilles door de rechtbanken en de toegankelijkheid van deze dienstverlening voor de burger. Met de thans voorgestelde regeling wordt voorzien in de mogelijkheid van legalisatie bij alle rechtbanken, zoals dat nu ook het geval is, echter onder verantwoordelijkheid van de presidenten van rechtbanken die tevens voorzitter zijn van de kamers voor het notariaat, waarvan er één in elk ressort zal zijn gevestigd. In verband hiermee wordt voorgesteld de deponering van handtekening en paraaf na eedsaflegging bij de griffie van de rechtbank te handhaven, naast de deponering bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie bij inschrijving in het register voor het notariaat. (MvT II, 33 569, nr. 3, p. 3)