LID 1
‘Dit wetsvoorstel (33 419, dat heeft geleid tot de huidige wijziging van artikel 6 en artikel 14, bew.) schaft het nationaliteitsvereiste voor de benoeming tot notaris niet verder af dan nodig is in verband met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 december 2011, C-157/09. Dit betreft een beperking van het toepassingsbereik van de Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van de Wet op het notarisambt (welk wetsvoorstel is ingetrokken, bew.) in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris (…). In die wet is het nationaliteitsvereiste, zoals opgenomen in artikel 6, eerste lid, van de Wet op het notarisambt in zijn geheel komen te vervallen. Aan die wet lag (…) ten grondslag dat een nationaliteitsvereiste geen toegevoegde waarde heeft, gelet op de eisen die aan benoembaarheid tot notaris worden gesteld (…). Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer (…) van (het ingetrokken, bew.) wetsvoorstel 31 040, dat heeft geleid tot de wet van 18 juni 2012, is, ook tegen de achtergrond van de uitspraak van het Hof en de implementatie daarvan in andere EU-lidstaten, een sterk pleidooi gevoerd voor het niet wereldwijd laten vervallen van het nationaliteitsvereiste, en niet verder te gaan dan waartoe de uitspraak van het Hof van Justitie noodzaakt. Het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste zonder de bedoelde beperking zou in feite een nationale kop betekenen die niet gebaseerd is op wederkerigheid. Het zou voor onderdanen van derde landen mogelijk zijn om, als zij aan de daartoe gestelde kwaliteitseisen voldoen, zich in Nederland te vestigen als notaris, terwijl het omgekeerde niet het geval is. In meerderheid heeft de Eerste Kamer mij (De staatsecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven, bew.) verzocht tot beperking van het nationaliteitsvereiste tot het vereiste van Unieburgerschap dan wel burgerschap van de Europese Economische Ruimte (EER). Ik heb besloten om aan deze wens tegemoet te komen en om derhalve het nationaliteitsvereiste niet verder af te schaffen dan strikt noodzakelijk. (…) Binnen de Europese Unie en de EER heeft dit tot gevolg dat de lidstaten voor burgers met de nationaliteit van een andere lidstaat onderling geen nationaliteitsbelemmering opwerpen om indien gewenst daar notaris te worden. Aldus wordt wederkerigheid bereikt als het gaat om de benoembaarheid van de beroepsbeoefenaar, als aan alle daartoe gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan. Nationaliteit speelt daarbij geen rol meer. Of iemand het beroep ook daadwerkelijk kan uitoefenen blijft uiteraard afhankelijk van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.’ (MvT II, 33 419, nr. 3, p.1-2)
‘Hoewel nationaliteit geen aanvullende garantie vormt op het stelsel van kwaliteit en integriteit zoals dat wettelijk geregeld is, wordt met de vereiste van het Unieburgerschap of een nationaliteit van de Europese Economische Ruimte en Zwitserse Bondsstaat enerzijds recht gedaan aan de verplichting om geen onnodige belemmeringen voor het vrij verkeer van diensten op te werpen door werknemers of zelfstandige beroepsbeoefenaren hun werkzaamheden te laten verrichten ook elders binnen de Europese Unie of de EER of de Zwitserse Bondsstaat. Anderzijds sluit het wetsvoorstel uit dat onderdanen met de nationaliteit van een derde land die geen aanspraak kunnen maken op het EU-regime, zich in Nederland kunnen vestigen als notaris.’ (MvT II, 33 419, nr. 3, p. 3)
LID 2
Ten aanzien van de positie van de Nederlandse kandidaat-notaris die een notariële stage in het buitenland volgt:
'Deze kandidaat-notaris bouwt inderdaad geen stage op, omdat het wetsvoorstel die periode niet als zodanig erkent. Artikel 31, eerste lid, eist immers een stage in Nederland. Voor de kandidaat-notaris vormt de toepassing van het Nederlandse recht namelijk een wettelijk onderdeel van zijn beroepsuitoefening.' (Nadere MvA I, 23 706, nr. 25a, p. 3)
'Anders dan de notariële ervaring op een buitenlands notariskantoor, kan de ervaring op een notariskantoor in de Nederlandse Antillen wel als relevante werkervaring worden beschouwd, omdat het rechtssysteem op de Nederlandse Antillen in grote lijnen vergelijkbaar is met het Nederlandse. (...) Overigens kunnen de door een kandidaat-notaris verrichte notariële werkzaamheden op een vestiging van een Nederlands kantoor in het buitenland wel worden aangemerkt als notariële werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, 3°, als deze werkzaamheden gelijkenis vertonen met de werkzaamheden op de Nederlandse vestiging van het notariskantoor. (Hof Amsterdam, 30 maart 2000, nr. 1130/99, WPNR 00/6410, p. 520).' (MvT II, 29 212, nr. 3, p. 2)
‘De notaris dient de Nederlandse taal met het oog op zijn werkzaamheden actief en passief te beheersen. Zowel mondeling als schriftelijk zal de notaris zijn cliënten op zorgvuldige wijze van advies moeten kunnen dienen en in staat moeten zijn de hem voorgelegde stukken te beoordelen. De vaardigheid in de Nederlandse taal is van bijzonder belang daar de notaris in het kader van de ambtsuitoefening op de hoogte dient te zijn van de Nederlandse wet- en regelgeving en hij – op enkele uitzonderingen na – de stukken in het Nederlands opstelt. Ook zal de notaris in staat dienen te zijn de in het Nederlands gestelde stukken van de kandidaat-notaris te controleren. Voorafgaand aan een mogelijke benoeming tot notaris dient een kandidaat-notaris minimaal zes jaar bij een notariskantoor werkzaam te zijn. Deze termijn zal doorgaans afdoende zijn om de beheersing van de Nederlandse taal op een zodanig niveau te brengen dat deze -indien benoemd tot notaris- in staat is de cliënten goed voor te lichten en om de stukken in het Nederlands op te stellen. Het is gezien het voorgaande de verwachting dat het niveau van beheersing van het Nederlands steeds afdoende zal zijn. Voor het geval de beheersing van de Nederlandse taal toch onvoldoende blijkt voorziet dit wetsvoorstel in de mogelijkheid het verzoek om benoeming af te wijzen. (…). Hoewel het instellen van een taalvereiste een vorm van indirecte discriminatie kan vormen in de zin van artikel 18 VWEU, is het gerechtvaardigd nu het is gebaseerd op objectieve overwegingen die los staan van de nationaliteit van de betrokken personen, en noodzakelijk en proportioneel is om het notarisambt in Nederland te kunnen uitoefenen.
‘(…) merk ik op dat het taalvereiste geen belemmering hoeft te vormen voor het vrije verkeer wanneer de persoon in kwestie als notaris werkzaam wenst te zijn in een meer internationaal georiënteerde rechtspraktijk. Allereerst staat het vereiste er geenszins aan in de weg dat de betrokken notaris in een andere taal dan het Nederlands correspondeert met cliënten indien die daar prijs op stellen. In voorkomende gevallen kan – uiteraard – ook altijd een tolk of vertaler worden ingeschakeld. Het vereiste dat de notaris een zodanige beheersing van de Nederlandse taal heeft dat een goede uitoefening van het notarisambt mogelijk is, waarborgt dat hij akten en andere officiële stukken in correct Nederlands kan opstellen, en dat hij kennis heeft of kan nemen van de actuele Nederlandse wet- en regelgeving. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is mitsdien ook relevant wanneer betrokkene werkzaam is bij een kantoor met internationale oriëntatie.’ (NV, 33 419, nr. 5, p. 2)
‘Voldoet een kandidaat-notaris aan alle benoemingsvereisten, dan kan deze worden benoemd tot notaris in Nederland, ook wanneer deze de nationaliteit heeft van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat, (…). De voornaamste limitering van de toegang tot het beroep vindt zijn oorsprong in de hoge kwaliteitseisen (opleiding, kennis en beroepservaring) die gerechtvaardigd zijn op grond van het bijzondere karakter van het beroep en de wettelijke bevoegdheden van de notaris. Dit beperkt de toegang op een inhoudelijke wijze. Daarnaast is er een meer formele beperking op grond van het hebben van een Europese nationaliteit. De groep personen die kan worden benoemd tot notaris wordt inderdaad beperkt tot personen met de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat. Nu de toegang tot het beroep voor deze nationaliteiten voldoet aan de uitspraak van het Hof, is geen sprake van schending van Europese regelgeving.’ (NV, 33 419, nr. 5, p. 3)
'De wijzigingen in deze onderdelen strekken er in hoofdzaak toe om versoepeling van de verplichte stage-duur voor kandidaat-notarissen die in deeltijd werken, zoals deze middels de evaluatiewet in artikel 30 is opgenomen, ook toe te passen bij de eisen voor de benoeming tot notaris en de benoeming tot waarnemer. Dit is gedaan door de artikelen 6 en 29 in die zin te wijzigen. Met deze wijziging is verzekerd dat de kandidaat-notarissen die in deeltijd werken en tot notaris benoemd willen worden, over voldoende substantiële werkervaring beschikken op het moment van benoeming, en dat die werkervaring voldoende recent is. Dit komt de kwaliteit van de beroepsuitoefening ten goede. Dat geldt evenzeer voor de in deeltijd werkende kandidaat-notaris die tot waarnemer benoemd wil worden.
Dit geeft tevens een bruikbare en heldere maatstaf waarmee kan worden beoordeeld of een kandidaat voldoende recente werkervaring heeft om in aanmerking te komen voor benoeming tot notaris, respectievelijk waarnemer.' (MvT II, 33 569, nr. 3, p. 3-4)
LID 3
'Nu door de WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, bew.) de op het Academisch Statuut gebaseerde notariële studierichting zal komen te vervallen, is lid 3 aan artikel 5 (lees: artikel 6, bew.) toegevoegd. Daarin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Hiermede zal degene die na zijn afstuderen in de notariële praktijk werkzaam zal willen zijn bij de keuze van zijn vakken rekening moeten houden. De algemene maatregel van bestuur zal n.l. betrekking hebben op de vereisten ten aanzien van de kennisgebieden waaraan iemand die notaris wil worden, moet voldoen.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 18)
Verwezen wordt naar het Besluit op het notarisambt. (bew.)