'De verhouding van het bestuur van de broederschap tot de ledenraad kan enigszins worden vergeleken met die van de regering tot de volksvertegenwoordiging. De ledenraad is de democratisch samengestelde vertegenwoordiging van de leden van de broederschap. De raad heeft de bevoegdheid tot het benoemen van het bestuur ('regering') van de broederschap en oefent toezicht uit op de handelingen van het bestuur. Uiteindelijk heeft de ledenraad het recht de leden van het bestuur te schorsen of te ontslaan, indien er een vertrouwensbreuk is ontstaan. De ledenraad heeft de zorg voor de vaststelling van het algemeen beleid. De ledenraad kan voorts het bestuur verantwoording vragen over het gevoerde beleid. De ledenraad heeft het recht van onderzoek en advies ten aanzien van jaarverslag, de financiële verantwoording en de begroting voor het nieuwe boekjaar. De verordeningen van de broederschap worden door de ledenraad vastgesteld. De ledenraad moet via de ringbesturen alle leden van de broederschap in de gelegenheid hebben gesteld om hun gevoelens over het voorstel (van een verordening, bew.) kenbaar te maken.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 50)
'De opzet van de regeling brengt mee dat de ledenraad een representatieve vertegenwoordiging van de leden vormt tegenover het bestuur en hij moet derhalve op democratische wijze zijn vastgesteld. (...) Een lid of plaatsvervangend lid dat ophoudt lid van de ring te zijn, waarvoor hij is verkozen, moet zijn functie beschikbaar stellen. (...) Een zodanige regel kan worden opgenomen in de nadere regels welke de ledenraad uit hoofde van artikel 73 (lees: artikel 77, bew.) vaststelt.' (MvT II, 23 706, nr. 3, p. 53)