Logo KNB.nl

Artikel 93

  1. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
     
  2. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

'Alvorens op de materie van het toezicht en het tuchtrecht zelf in te gaan, lijkt het nuttig erop te wijzen dat de wettelijke regeling er niet aan in de weg staat dat klachten over notarissen of kandidaat-notarissen worden gehoord door anderen dan de Kamers van toezicht (lees: de Kamers voor het notariaat, bew.) of hun voorzitters, met name door het bestuur van de broederschap (lees: de beroepsorganisatie, bew.) of het bestuur van een ring, die dan desgeraden actie kunnen ondernemen zoals het hun goed dunkt om na te gaan wat er aan de hand is en zich eventueel terzake met de betrokken notaris of kandidaat-notaris kunnen verstaan of hem vermanen.' (MvT II, 23 706, nr.3, p. 58)

‘(…) dat een scheiding moet worden aangebracht tussen toezicht en tuchtrecht, althans wat betreft toezicht op de naleving van voorschriften. Naast het voorziene toezicht op de naleving van voorschriften bij of krachtens de Wna door het Bureau, staat de algemene taak van de KNB tot de bevordering van de kwaliteit binnen het notariaat en de zorg voor de eer en het aanzien van het ambt (artikel 61 Wna), en de taken van de kamers voor het notariaat die strekken tot de uitoefening van het tuchtrecht en o.a. het treffen van ordemaatregelen.
De specifieke combinatie van het toezicht op de naleving van voorschriften bij of krachtens de wet en de uitoefening van de tuchtrechtspraak is niet langer wenselijk. Met een scheiding van deze taken worden de waarborgen voor een onafhankelijke en onpartijdige tuchtrechtspraak versterkt. In de huidige (oude, bew.) situatie is de kamer van toezicht als tuchtrechtelijk college eveneens belast met het toezicht en onderzoek op eigen initiatief, waarvan de resultaten door die dezelfde kamer worden beoordeeld. Bovendien is, gezien de huidige ontwikkelingen rondom malafide vastgoedtransacties in relatie tot de integriteit van de notaris, een meer preventieve vorm van toezicht op de integriteit van het notariaat gewenst dan het huidige (oude, bew.), reactieve model, waarin door de tuchtrechter kan worden optreden naar aanleiding van een klacht of andere signalen.’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 2)

‘Het toezicht door het BFT en de tuchtrechtspraak vormen tezamen het handhavingstelsel van de Wna en beide zien op handhaving van het geheel van voorschriften op grond van de Wna, inclusief de beroeps- en gedragsregels.’ (NV, 32 250, nr. 6, p. 3)