‘De tuchtrechter heeft ten opzichte van de huidige (oude, bew.) situatie straks niet langer de bevoegdheid om op eigen initiatief tuchtrechtelijk op te treden maar doet dat voortaan naar aanleiding van een klacht.’ (NV, 32 250, nr. 6, p. 3)
‘Met de herinrichting van het toezicht vervalt de zelfstandige onderzoeksbevoegdheid van de tuchtrechter. De huidige (oude, bew.) kamers van toezicht, met de voorgestelde nieuwe naam van «kamers voor het notariaat», blijven naast de uitoefening van het tuchtrecht belast met de uitoefening van taken als het treffen van ordemaatregelen, de benoeming van waarnemers of stille bewindvoerders en de beoordeling van de toelaatbaarheid van nevenfuncties. De huidige (oude, bew.) verantwoordelijkheid van de tuchtkamers voor de benoeming van de bewaarders van de algemene bewaarplaatsen van protocollen gaat over naar de KNB, evenals enkele registratietaken’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 4-5)
‘Om de slagvaardigheid van de tuchtkamers te vergroten, wordt een samenvoeging voorgesteld van de huidige negentien kamers tot vijf kamers op ressortsniveau.’ (MvT II, 32 250, nr, 3, p. 2)
‘(…) dat er bij de wettelijk geregelde (notariële) tuchtrechtspraak sprake is van een vorm van volwaardige rechtspraak, onderschrijf ik (de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bew.) volledig. (…) Niet valt in te zien waarom de wettelijk geregelde tuchtrechtspraak als bijzondere vorm van volwaardige rechtspraak naar zijn aard onverenigbaar zou zijn met een afzonderlijke positionering en organisatie van die vorm van rechtspraak.’ (MvA I, 32 250, E, p. 4)
‘In artikel 22 Wna, wordt bepaald dat op de notaris een geheimhoudingsplicht rust, voorzover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald. Dit betekent dat bij of krachtens de wet uitzonderingen kunnen worden gemaakt op de werking en reikwijdte van de geheimhoudingsplicht. (…) Het verschoningsrecht volgt de geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat telkens wanneer een uitzondering wordt gemaakt op de geheimhoudingsplicht, tevens de grond voor het verschoningsrecht komt te vervallen. Dit betekent eveneens dat telkens wanneer de geheimhoudingsplicht «overgaat» op een ander dan de oorspronkelijke geheimhouder bij wijze van afgeleide geheimhoudingsplicht, daar ook het verschoningsrecht aan is verbonden. (…)’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 7)
‘Voorts wordt de uitzondering op de geheimhoudingsplicht ten behoeve van de uitoefening
van de tuchtrechtspraak geëxpliciteerd – zie het voorgestelde artikel 94, derde lid (lees: tweede lid, bew.), Wna (…). Ook op de tuchtrechter rust een afgeleide geheimhoudingsplicht die hij dient te eerbiedigen bij de uitoefening van zijn taak, hetgeen consequenties kan hebben voor de mate van openbaarheid van onderdelen van een tuchtzaak. Ook in dit verband zij gewezen dat het tuchtrecht primair gericht is op de handhaving van de beroepsnormen, hetgeen met zich meebrengt dat de positie van de klager niet dezelfde is als die van een «belanghebbende» in een procedure op grond van het algemene bestuursrecht. De tuchtrechter kan overigens de (afgeleide) geheimhoudingsplicht doorbreken indien naar zijn oordeel sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die dat rechtvaardigen.’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p.27-28)
LID 10
Verwezen wordt naar het Besluit op het notarisambt. (bew.)