Logo KNB.nl

Artikel 94Voeg toe

  1. De tuchtrechtspraak over de notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat en in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam. Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
     
  2. Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.
     
  3. In ieder ressort is een kamer voor het notariaat gevestigd, waarvan het rechtsgebied samenvalt met het ressort. De kamers zijn belast met de uitvoering van de hun in deze wet opgedragen taken. De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste van de Staat.
     
  4. Elke kamer voor het notariaat bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er zijn ten minste twee plaatsvervangend voorzitters.
     
  5. De president van de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd, is voorzitter van deze kamer. De plaatsvervangende voorzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen in het ressort waar de desbetreffende kamer voor het notariaat is gevestigd. Indien de aanwijzing betrekking heeft op leden van een rechtbank in een ander arrondissement dan die waar de kamer voor het notariaat is gevestigd, gebeurt die aanwijzing niet dan na instemming van de president van die rechtbank.
     
  6. Twee leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd door Onze Minister, die tevens voor elk hunner een of meer plaatsvervangers aanwijst. Een van die leden wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer voor het notariaat. Het andere lid is de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Zij zijn bij hun aftreden herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hen door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend.
     
  7. De overige twee leden zijn notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de ledenraad van de KNB, op voordracht van de ringbesturen in het ressort van de desbetreffende kamer voor het notariaat, uit de leden van die ringen benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hun tussentijds door de ledenraad ontslag worden verleend. De ledenraad wijst tevens uit de leden van de ringen twee of meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van voordracht en benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.
     
  8. Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken wordt op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede een door Onze Minister benoemd lid en een notaris, een toegevoegd notaris of een kandidaat- notaris. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor de behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, een door Onze Minister benoemd lid en een notaris, een toegevoegd notaris of een kandidaat- notaris en twee leden genoemd in het zesde of zevende lid. Indien de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden vervangen door een door Onze Minister benoemd lid of plaatsvervangend lid.
     
  9. De kamer voor het notariaat heeft een secretaris en zo nodig een of meer plaatsvervangend secretarissen. Zij worden door de voorzitter van de kamer aangewezen uit de gerechtssecretarissen van de rechtbank.
     
  10. Tussen de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een kamer voor het notariaat mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het notarisambt.
     
  11. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de vestigingsplaats en de inrichting van de kamers en betreffende de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en andere vergoedingen.

‘De tuchtrechter heeft ten opzichte van de huidige (oude, bew.) situatie straks niet langer de bevoegdheid om op eigen initiatief tuchtrechtelijk op te treden maar doet dat voortaan naar aanleiding van een klacht.’ (NV, 32 250, nr. 6, p. 3)

‘Met de herinrichting van het toezicht vervalt de zelfstandige onderzoeksbevoegdheid van de tuchtrechter. De huidige (oude, bew.) kamers van toezicht, met de voorgestelde nieuwe naam van «kamers voor het notariaat», blijven naast de uitoefening van het tuchtrecht belast met de uitoefening van taken als het treffen van ordemaatregelen, de benoeming van waarnemers of stille bewindvoerders en de beoordeling van de toelaatbaarheid van nevenfuncties. De huidige (oude, bew.) verantwoordelijkheid van de tuchtkamers voor de benoeming van de bewaarders van de algemene bewaarplaatsen van protocollen gaat over naar de KNB, evenals enkele registratietaken’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 4-5)

‘Om de slagvaardigheid van de tuchtkamers te vergroten, wordt een samenvoeging voorgesteld van de huidige negentien kamers tot vijf kamers op ressortsniveau.’ (MvT II, 32 250, nr, 3, p. 2)

‘(…) dat er bij de wettelijk geregelde (notariële) tuchtrechtspraak sprake is van een vorm van volwaardige rechtspraak, onderschrijf ik (de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bew.) volledig. (…) Niet valt in te zien waarom de wettelijk geregelde tuchtrechtspraak als bijzondere vorm van volwaardige rechtspraak naar zijn aard onverenigbaar zou zijn met een afzonderlijke positionering en organisatie van die vorm van rechtspraak.’ (MvA I, 32 250, E, p. 4)

‘In artikel 22 Wna, wordt bepaald dat op de notaris een geheimhoudingsplicht rust, voorzover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald. Dit betekent dat bij of krachtens de wet uitzonderingen kunnen worden gemaakt op de werking en reikwijdte van de geheimhoudingsplicht. (…) Het verschoningsrecht volgt de geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat telkens wanneer een uitzondering wordt gemaakt op de geheimhoudingsplicht, tevens de grond voor het verschoningsrecht komt te vervallen. Dit betekent eveneens dat telkens wanneer de geheimhoudingsplicht «overgaat» op een ander dan de oorspronkelijke geheimhouder bij wijze van afgeleide geheimhoudingsplicht, daar ook het verschoningsrecht aan is verbonden. (…)’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p. 7)

‘Voorts wordt de uitzondering op de geheimhoudingsplicht ten behoeve van de uitoefening
van de tuchtrechtspraak geëxpliciteerd – zie het voorgestelde artikel 94, derde lid (lees: tweede lid, bew.), Wna (…). Ook op de tuchtrechter rust een afgeleide geheimhoudingsplicht die hij dient te eerbiedigen bij de uitoefening van zijn taak, hetgeen consequenties kan hebben voor de mate van openbaarheid van onderdelen van een tuchtzaak. Ook in dit verband zij gewezen dat het tuchtrecht primair gericht is op de handhaving van de beroepsnormen, hetgeen met zich meebrengt dat de positie van de klager niet dezelfde is als die van een «belanghebbende» in een procedure op grond van het algemene bestuursrecht. De tuchtrechter kan overigens de (afgeleide) geheimhoudingsplicht doorbreken indien naar zijn oordeel sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die dat rechtvaardigen.’ (MvT II, 32 250, nr. 3, p.27-28)

LID 10

Verwezen wordt naar het Besluit op het notarisambt. (bew.)